ZenActueel:
Iedere dag inspiratie voor een zenvol leven
Foto: Bart Kouwenberg / www.b-artphotography.nl
Wandelen naar het huis van mijn jeugd
Otto Weiler /
Zen.nl Delft
Otto mediteert en maakt op advies van zijn zenleraar een lange wandeltocht om de relatie met zijn familie te onderzoeken. Het wandelen geeft hem de tijd en ruimte om herinneringen en emoties toe te laten. En het werkt, maar anders dan hij van tevoren had verwacht.
Een maandagochtend in januari. Het lukte me pas om uit mijn bed te komen toen ik had besloten: ‘Oké, ik ga vandaag niet werken.’ Mijn zenleraar,
coach en opleider Dirk Polder, wees me erop dat het nu dus echt tijd was om het werk even neer te leggen: niet doorgaan en jezelf nog verder uitputten. Er zit iets in de weg. Hij had gelijk. Iets in mijn motivatie voor mijn werk klopt niet. En dat zit ook in de relatie met mijn familie.
Hij zei: wandelen is goed, veel wandelen is beter. Het bleek dat er een wandelroute bestaat die begint dicht bij Delft, waar ik woon, en dwars door Nederland loopt naar Nijmegen en nog verder. Ik zou kunnen lopen van het huis waar ik nu woon naar het huis waar ik ben opgegroeid en waar mijn moeder nog steeds woont. Het idee vond ik beklemmend, en het liet me niet los. Hier moest ik iets mee.
Elke keer dat ik naar dat huis ga, voor een of ander familiefeest, moet ik een weerstand overwinnen. Meestal ben ik dan verre van vrolijk; ik zit het uit. IIk bevind me dan weer in dezelfde hiërarchische positie als toen ik jong was: de middelste van vijf kinderen in een gezin waar het huwelijk van de ouders de nodige spanning teweegbracht. Onder de dreiging die daarvan uitging was uit de vijf kinderen een collectief ontstaan, als een schuilplaats. De instructie daarbij, destijds en nog heel lang daarna, was kort gezegd: ‘mond dicht en meedoen’. Zodoende was die schuilplaats ook een gevangenis geworden die me beknelde.
Met deze wandeling zou ik naar het huis van mijn jeugd gaan in ‘slow-motion’, met alle tijd om dit te onderzoeken. Na een paar weken van wennen aan het idee, plannen en voorbereiden vertrok ik eind februari: via Voorburg naar Leiden, dan langs de Oude Rijn richting Utrecht, langs de Kromme Rijn naar Wijk bij Duurstede, langs de Nederrijn naar Arnhem en vandaar naar Nijmegen om daar na een kleine twee weken aan te komen.
De eerste dagen merkte ik dat ik vooral bezig was met ‘waar zet ik mijn voeten neer’. En als ik me realiseerde dat ik alleen maar naar het pad keek stopte ik om even om me heen te kijken, naar het landschap en naar hoe de route verder ging. Het bleek dat wandelen een voortdurend ‘nu’ is. Je komt er amper aan toe om na te denken over ingewikkelde zaken. Heerlijk eigenlijk.
Daarna liep ik een aantal dagen met een coltrui aan die van mijn vader was geweest. Hij overleed afgelopen april, 93 jaar oud. Ik droeg de trui voor het eerst. Al wandelend vroeg ik mij soms af: hoeveel van hem zit er in mij? En waarin ben ik anders dan hij? De route voerde langs de begraafplaats waar hij begraven ligt. Ik nam er een pauze. Het milde verdriet om zijn overlijden was meer aanwezig dan eerder, zo leek het. Ik stond meer open.
Tijdens het mediteren op de logeeradressen merkte ik dat ik diep van binnen sterker aan het worden was. De interne gesprekken die ik soms voer, zoals met familie, kregen ook een andere afloop: ik liet me niet meer zomaar opzijzetten, maar verdedigde mijn eigen positie. Er was iets in mij aan het veranderen.
Tot Arnhem ging de route steeds naar het oosten, daarna naar het zuiden richting Nijmegen. Mijn weerzin om naar dat huis te gaan werd nu opnieuw voelbaar. Ja, dacht ik, hier doe ik het voor. Maar wat doe ik er nu mee? In de ochtend van de laatste dag besprong me weer de angst om daar aan te komen. Het zat in mijn maag en m’n darmen, sterker dan ooit. Gelukkig realiseerde ik me: ik moet niet bang zijn voor deze angst, ik moet deze angst juist helemaal toelaten. Het vulde mijn hele lijf. Zinderend. Het ging over in een tinteling en doofde langzaam uit en verdween. Er was in het nu, op mijn hotelkamer tussen Arnhem en Nijmegen, immers niets om bang voor te zijn. Het gebeurde die dag nog een paar keer, steeds minder intens.
Toen ik Nijmegen naderde bezorgde de aanblik vanuit de verte, van de Waalbrug en de Stevenskerk, me geen angst maar blijdschap: ik was de uitdaging aangegaan en had de wandeling zonder problemen volbracht. Over de Waalbrug liep ik naar de stad. Door er naartoe te wandelen had ik het recht verworven om er te zijn: ik mag hier zijn. En dat nieuwe gevoel riep ook het oude gevoel op: angst en twijfel, schuchterheid, mezelf willen verstoppen. Ik had dat oude gevoel niet eerder zo helder waargenomen. Maar het was meteen ook een herinnering geworden. Het was nu plots iets van vroeger.
Niet veel verder viel de wandelroute samen met de route die ik zo vaak gefietst heb: de route van en naar mijn middelbare school. Langs die route vervolgde ik mijn weg naar huis. Ik voelde weer wie ik was toen ik hier fietste: een jongeman die doet wat er van hem gevraagd wordt maar daarbij vol met vraagtekens zit. De route was nog steeds dezelfde: een stukje door een bos en langs een veldje waar pony’s grazen. Maar er ontstond ook hier een afstand tussen de ik van toen en de ik van nu. Ik was die jongeman niet meer. Ook dit stuk van mij was een herinnering geworden.
Bij het huis aangekomen maakte ik een paar foto’s van het huis, om daarmee het huis ‘te onderwerpen’. Ik maak foto’s van het huis, en niet andersom. Toen ik aanbelde was het met een totaal ander gevoel: veel zelfstandiger.
Het bezoek aan mijn moeder en ook de interactie met familie daarna maakten me duidelijk dat er iets wezenlijks is veranderd. Ik pas niet meer in het hokje waar ik nog in zat, maar dat al lang veel te klein geworden was. Ik laat me in gesprekken niet meer in mijn oude rol dwingen, maar verdedig mijn eigen ruimte en positie. Het is nog wennen; zowel voor mezelf als voor anderen. Het voelt soms ook onzeker, maar de ruimte die ik nu heb veroverd en de energie die ik nu diep in me voel zijn een bevrijding.
Hierop terugkijkend zie ik dat ik een nieuwe positie nodig had om de oude te zien en daarvan los te komen. Ik heb een nieuwe positie gecreëerd door te voet Nijmegen te bereiken, maar er is meer. De angst voor het huis van mijn jeugd was meer voelbaar omdat ik meer open stond. Ik overwon de angst door die angst toe te laten. Ik voelde en durfde dit zowel door het mediteren van de afgelopen jaren als door het wandelen. Beide hebben me sterker gemaakt. En de wandeltocht bood me de uitdagingen in volgorde aan: open staan, voelen, toelaten, loslaten en dan opnieuw kijken: het perspectief is plotseling anders; ik ben van positie veranderd. Dus al met al was het niet zozeer het onderzoeken van de emoties, zoals ik dacht te gaan doen tijdens de wandeling, dat voor de verandering zorgde, maar het was vooral het in het nu zijn dat me in staat stelde om los te komen van het verleden dat me beknelde.
Wandelen is goed. Wandelen naar het huis van mijn jeugd, de plek van zoveel weerzin, was nog beter.