Vijver, steen en rimpelingen
Dit is de zevende en laatste samenvatting van het boek
Bergen en rivieren van Giovanni Rizzuto.
Cecille Plomp, Zen.nl Enschede
In onze westerse samenleving is het vanzelfsprekend in tegenstellingen te denken. Een koan kan je dat afleren en leren kijken vanuit een ander perspectief. Leren kijken met je derde oog, wordt dat ook wel genoemd.
 
Filosoof Giovanni Rizzuto zet in dit boek uiteen welke processen mensen doorlopen als ze met een koan bezig zijn. Hij vergelijkt werken met een koan met onze westerse filosofie en de interculturele filosofie. Zijn weg met de koan bergen en rivieren van Ching-yuan Wei–shin vormt de ruggengraat van het boek.
Het eerste hoofdstuk verhaalt over een ontevreden steenhouwer die niet zichzelf wil zijn, omdat hij moeite heeft met zijn zware werk. Hij wil al het andere om hem heen bezitten en beheersen. Hij krijgt hulp van een engel die hem die posities en ervaringen geeft. Dat leert de steenhouwer inzien dat het geluk hier niet in zit. Uiteindelijk komt hij tevreden terug bij zichzelf.
Begeerte gaat over het willen hebben van objecten die wij als mens niet bezitten. Degene die begeert is het subject en wil het object dat hij ervaart als iets dat los van hemzelf staat, in bezit krijgen.
 
De mens denkt in tegenstellingen. Als subject staan we tegenover een weerbarstige objectieve wereld. De mens overmeestert deze wereld via techniek of cultuur. Mensen kunnen nooit geheel samenvallen met zichzelf, zoals bergen en rivieren dat wel kunnen. De mens kan zichzelf ook niet objectief waarnemen. Zoekt de mens naar zijn ware ‘ik’, dan is dat onvindbaar.
Het ‘ik’ is bij het uitvoeren van een handeling namelijk helemaal niet aanwezig. Pas als we achteraf terugkijken op de handeling voegen we het ‘ik’-label er aan toe. Dat kunnen we niet laten. We zijn ervan overtuigd dat we zelf deze handeling hebben uitgevoerd.
In de boeddhistische leer wordt het ‘ik’ of ‘ego’ onderverdeeld in: lichaam, gevoelens, waarnemingen en voorstellingen, drijfveren en bewustzijn. Met elkaar resulteren deze in wat we ‘ik’ noemen. Deze tijdelijke verstrengelingen zijn voortdurend in beweging. We kunnen objectief beschrijven wie we zijn, met onze taal. Maar taal kan geen eenheid tot stand brengen.
Loslaten
Sinds de uitvinding van de telescoop hebben we de illusie dat we waarheid of werkelijkheid kennen en dat we dat zelf mogelijk hebben gemaakt. Zo begon het maakbaarheidsdenken dat in het Westen nogal obsessief is. Volgens Heidegger zou ‘Gelassenheit’ uitkomst bieden. Door het willen los te laten, maar ook het niet-willen, zijn we niet langer uit op het beheersen van de wereld. Zoals de beeldhouwer dat leert te doen op het eind van het verhaal.
Wij vinden het moeilijk dat alles verandert en dat het leven eindig is. Om het leven aan te kunnen, maken we voortdurend onderscheid en labelen we alles; de wereld bestaat dan in verschillende opzichzelfstaande objecten.
 
In een transcendente ervaring val je samen met wat je ziet, bergen zijn dan geen bergen meer. Dat moment waarin je je bewust wordt van iets dat vooralsnog onbekend voor je was wordt beschreven als een verlichtingsmoment, een transcendente ervaring.
Volgens Rizzuto hoef je geen mysticus te zijn om een transcendente ervaring te hebben; iedereen kan deze krijgen. Doordat we meestal in een middenzone van ons bewustzijn verkeren, lukt dat niet. Als je werkt met een koan kom je eerst in een fase van egoverlies. Je komt in het rijk van de ware aard ‘satori’. Voor de een is dat een religieus moment voor de ander een gapend niets. Door leeg te worden ontstaat ruimte die opgevuld kan worden. Dat ‘iets’ wat de leegte vult, kom je op het spoor. Daarna zie je dat er helemaal geen leegte is die gevuld moet worden.
Eenheid
Dogen raadt ons aan zonder verwachting te zitten, te mediteren, zazen te beoefenen. Het leren zien dat meditatie niet automatisch verlichting oplevert, want dat zou weer dualisme betekenen, denken in oorzaak en gevolg. Dat causale denken staat verlichting juist in de weg.
 
De wens om de werkelijkheid te ordenen, zodat we de werkelijkheid kunnen ontcijferen voorkomt de confrontatie met het naakte zijn. Wat vloeibaar is, stolt in de taal. Taal is als een vinger die naar de maan wijst; zie je de maan, dan is de vinger overbodig. Een verlichtingservaring is niet in taal te vatten.
 
De mysticus zal de waarheid die hij ervaart ook niet hoeven vastleggen. Er bestaat geen zuivere mystieke ervaring; beter is het te spreken van een eenheidservaring, die bij geen twee mensen dezelfde is en ook niet over te brengen is met woorden.
Rizzuto maakt duidelijk dat subject en object intrinsiek verbonden zijn, met het voorbeeld van een vijver waarin stenen worden gegooid. Is er openheid en leegte gecreëerd, dan kan deze gevuld worden. De vijver zelf staat voor openheid. De mens is het subject en gooit het object, de steen. De golven en patronen die ontstaan, lijken van buiten te komen en worden ervaren als een transcendente ervaring. Subject, object en openheid zijn hier een eenheid, onderscheid maken tussen deze drie is een illusie.