Filosofische meditaties over een koan


Van dualiteit naar eenheid



Dit is de zesde samenvatting van het boek Bergen en rivieren van Giovanni Rizzuto. Volgende week plaatst ZenActueel de laatste.

Edna van Duyn, Zen.nl Amsterdam

Er zijn twee zenmeesters die hun verlichtingservaring in de natuur plaatsen. Bergen en rivieren zouden respectievelijk voor rust en beweging staan en de natuur voor de werkelijkheid. Een derde zenmeester gaat in een koan verder in op de aard van zijn verlichting en deze werkelijkheid. In een beschrijving onderscheidt hij drie stadia: eerst constateert hij dat bergen bergen zijn en rivieren rivieren. Bij nader inzicht ontkent hij deze uitspraak: bergen zouden geen bergen zijn en rivieren geen rivieren. Uiteindelijk erkent hij dat bergen werkelijk bergen zijn en rivieren werkelijk rivieren. In de koan, het uitgangspunt van het boek, vraagt Rizzuto zich af of deze drie stadia en opvattingen met elkaar overeen komen of van elkaar verschillen.

Rizzuto vergelijkt de drie stadia met religieuze ervaringen van mystici zoals Eckart en Johannes van het Kruis. Naast spirituele getuigenissen legt de auteur relaties met westerse levensbeschouwelijke ontwikkelingen. Filosofisch gezien is het denken in tegenstellingen sinds Plato, het begin van de westerse wijsbegeerte, een gegeven.
         Ons leven, dat van een volwassen mens met een bewustzijn, wordt beleefd in tegenstellingen, zoals geboorte en dood, dag en nacht, rust en beweging en genot tegenover lijden. Veel mensen zoeken naar een vereniging van deze dualiteiten. Sinds de Renaissance beheersen subject en object het filosofisch wereldbeeld. De uitspraak van Descartes: ‘Ik denk dus ik ben’ maakte ons bewust van onze blik, ons perspectief en ook ons anders-zijn dan dieren of heel kleine kinderen. Het besef niet samen te vallen met de werkelijkheid, geeft het inzicht dat wat we een berg noemen – alleen maar zo benoemen – gekleurd is door ons eigen perspectief.

Uit het menselijk verlangen naar eenheid zoeken mensen, zenleerlingen, mystici en filosofen naar een opheffing van dualiteit. Hegels dialectiek vertoont ook een drietrapsvorm [these – antithese – synthese, red.]. En het is maar een stap verder en je vraagt je af of zijn denken niet eigenlijk neerkomt op dezelfde vraag, vallen de uitersten samen of niet?
         Ook haalt Rizzuto uitvoerig westerse kunstenaars aan. Hij onderzoekt hoe Pessoa, Calvino, Beckett en Borges zich in hun literaire werk en Paul Klee en Casper David Friedrich zich in hun schilderijen verhouden tot de werkelijkheid, de natuur, en de plaats die de mens daarin inneemt. Filosofen als Sartre, Wittgenstein en Nietzsche vragen zich vooral af wat dan die werkelijkheid is, wat hierin waarheid is en wie dat kan verwoorden. Waar de mens nietig voorgesteld wordt in de overweldigende, sublieme natuur, wordt ook de vermeende superioriteit van de mens in twijfel getrokken. Wittgensteins beroemde uitspraak dat men moet zwijgen waarover men niets weet, getuigt hiervan.

Een klein kind wordt zich door zijn spiegelbeeld bewust van zijn wezen. Vóór dat moment bestaat die tweedeling nog niet. En om een oerverbondenheid te herstellen in een ervaring die het dagelijks bestaan overstijgt, is ruimte en openheid nodig. Niet alleen van het subject, maar ook van het object. Het structureren van de werkelijkheid en het ‘ik’ vindt dan ook plaats op een niveau in een vrije ruimte die weidser is dan beide tegenpolen. In deze weidsheid van de transcendente ervaring valt elk verschil, elk onderscheid, weg. Hoe tegenstrijdig de drie uitspraken ogenschijnlijk zijn, na diepgaande beschouwingen luidt het antwoord op de koan in Bergen en rivieren dat ze zowel verschillend als hetzelfde zijn.

Wees, om groot te zijn, geheel: maak niets wat jouw is
Groter of tot niets.
Wees al in alles. Leg zoveel je bent
In ’t minste dat je doet.
Zo blinkt de maan in ieder meer geheel
Wijl zij verheven leeft.


Fernando Pessoa, 14 februari 1933 (vertaling August Willemsen)


Caspar David Friedrich


Caspar David Friedrich (1818)