Ken je zelf beter
Floor Rikken, Zen.nl Utrecht
Een verslag van de tweede teisho van de voorjaarsesshin over autonomie en verbondenheid. De eerste versloeg Bernadette Kester. Floor Rikken zelf beschrijft de tweede. In een latere editie van ZenActueel komt de derde teisho aan bod.
Autonomie is beseffen dat ik een ‘tijdswezen’ ben. Wat dat inhoudt, en wat de relatie met autonomie is, wil ik in deze teisho uitleggen. Het begrip tijdswezen komt uit de roman
Een tijdelijke vertelling van Ruth Ozeki, die ik ter inspiratie voor deze teisho heb gebruikt, en zij heeft de term weer van de dertiende-eeuwse zenmeester Dogen.
Citaten uit
Een tijdelijke vertelling:
• ‘Alle wezens in het gehele universum zijn verenigd als een reeks momenten in de tijd, en gelijktijdig bestaan ze als afzonderlijke momenten in de tijd. Omdat alle momenten bestaan in de tijd, zijn ze jouw eigen bestaan in de tijd. –Dogen Zenji ‘Uji’’ (p. 287)
• [Een tijdswezen =]‘Iemand die in de tijd leeft, en dat wil zeggen jij en ik en iedereen die bestaat, heeft bestaan, of ooit zal bestaan.’ (p. 9)
In mijn woorden: we zijn altijd uniek en verbonden. Zoals wij hier nu zitten – ik en jullie – zijn we allemaal uniek én in tijd en ruimte met elkaar verbonden. Wij kunnen niet niet-verbonden zijn. Dit is een wezenlijk inzicht in het boeddhisme. Daarom zijn er in de geschiedenis van het boeddhisme steeds verhalen verteld die dit inzicht delen. Het parelnet van Indra is er een van, de mozaïekvloer van Kongshi Daoren, een vrouwelijke zenmeester uit de twaalfde eeuw, is er ook een (zie
‘Zenmeester in het badhuis’
in ZA voor haar uitgebreidere verhaal).
Kongshi Daoren schetst het volgende wereldbeeld. De wereld is te vergelijken met een grote mozaïekvloer. Ik sta op mijn tegel. Als ik beweeg, bewegen alle andere tegels mee. Van de tegels dichtbij kan ik dat goed zien. De tegels ver weg bewegen ook, al zie ik het niet van de tegels ver weg, ook al zie ik zelfs de tegels niet meer. De trillingen worden doorgegeven. Hiermee wil deze zenmeester de verbondenheid van alles uitdrukken, ook al zijn we ons dat niet bewust.
Moleculen
Een hedendaags beeld van deze uniekheid en verbondenheid zou je kunnen vinden in de voorstelling van een grote molecuul. Ter voorbereiding op deze teisho kocht ik molecuul-bouwsetjes. Het bestaat uit bolletjes die je met staafjes met elkaar kunt verbinden.
De witte staafjes staan voor de relaties die de bollen met verschillende kleuren met elkaar verbinden. De bolletjes zijn de tegels waarop wij zelf staan. Je zou ze ook ons ego kunnen noemen. Wij zijn een netwerk, we zitten ieder op een eigen plek en zijn verbonden met alle anderen, direct of indirect.
In de molecuul kun je allemaal ogenschijnlijk verschillende systemen tegenkomen, ook al zitten ze allemaal aan elkaar. Ergens in dit netwerk zit ik. Ergens in dit netwerk zitten wij. Maar vanuit mijn eigen bolletje zie ik niet alles. We zien niet dat we aan andere werelden vastzitten. Onze autonomie begint met het besef dat ik geen idee heb wat ik allemaal ben en waarmee en met wie ik verbonden ben.
Laten we eens naar het begrip ‘autonomie’ zelf kijken. Het woord bestaat uit twee delen auto=zelf en nomos= wet. Daarmee komen we uit bij de oorspronkelijke betekenis: zelf wetten opleggen, zelfsturing.
Om het zelf te kunnen sturen zou je ook moeten weten wat het zelf is. Je ‘zelf’ kennen. De metafoor van de molecuul laat zien dat ik onmogelijk mijn zelf kan kennen. Het molecuul kan eindeloos uitdijen, ik kan het einde niet vastpakken. Meer autonomie ontwikkelen doe je door je zelf béter te leren kennen. Dat betekent vooral: erkennen hoe veel je niet weet. Nieuwsgierig worden naar de delen van je zelf die je nog niet kent. Omdat al onze stukjes zelf in andere(n) weerspiegeld zijn, kan ik juist door mijn zelf beter te leren kennen mij ook meer verbonden voelen.
Verhalen en spiegels
Hoe kun je ervaren dat je een autonoom wezen bent, een tijdswezen? Verhalen zijn daarvoor een fantastisch hulpmiddel. Door verhalen te vertellen ga je steeds meer zicht krijgen op de oneindig grote molecuul en daarmee op het oneindige tijdswezen waarvan jij denkt dat je het centrum bent. Dat kunnen verhalen over jouw leven zijn, maar net zo goed verhalen in romans en films.
Ruth Ozeki noemt verhalen spiegels. En iedere spiegel toont je een stukje zelf. Zoals Rients zegt ‘een woord bestuderen is je zelf bestuderen’, is een verhaal bestuderen ook jouw zelf bestuderen.
Terug naar de molecuul. Ik ervaar dat ik mij in het centrum daarvan bevind.
Ik bekijk de wereld immers vanuit mijn ogen, zoals iedereen dat doet. Laat ik een voorbeeld noemen. Ik fietste vorige week langs een billboard met een affiche waarop allemaal grote namen stonden genoemd. Zo leek het althans. Ik besefte echter dat ik geen enkele naam kende. De vraag kwam toen in me op: hoeveel werelden zijn er die ik niet ken, waarvan ik nog niet eens aan de rand sta, maar die voor anderen het centrum zijn?
Hoe meer ik mijn zelf ken, hoe groter mijn autonomie. Hoe meer verhalen, hoe meer stukjes van mijn zelf ik kan leren kennen. Maar er zijn ook verhalen waarvan ik kan denken: dat slaat helemaal nergens op. Mijn wereld kan er totaal anders uit zien dan die van jou. Door het affiche met de voor mij onbekende namen besefte ik dat het ook andersom zo kan zijn. Mensen kunnen ook van mijn wereld denken dat die raar is of ondenkbaar.
Vreemd of bekend, er zijn heel veel diverse verhalen te vertellen. Er zijn véél verhalen. Als ik ze allemaal zou kennen, zouden ze me meer over mezelf leren, ook de verhalen die me vreemd zijn. Herkenbaar of vreemd, het verhaal laat ons iets van ons zelf zien. Dat begint al bij het bemerken van een gevoel van verlangen, afkeer of neutraliteit als je een verhaal hoort.
Drie stappen naar mijn zelf
In iedere relatie die ik heb in mijn leven – met mensen, dieren, planten, dingen – zie ik een stukje van mijzelf. Terug naar het beeld van de molecuul: ik ben niet alleen het bolletje, maar ik ben ook alle staafjes. Ik ben mijn relaties. Dit kun je ervaren door het 3-2-1-proces te doorlopen. Deze ‘methode’ wordt beschreven door Diane Musho Hamilton in het boek
Everything is workable. Je zet drie stappen: 3. Je ziet iets bij een ander: zij is een dief! 2. Je brengt het dichtbij door te zeggen: jij bent een dief. 1. En dan maak je de sprong naar: ik ben een dief!
Ik probeerde het zelf ook uit. Het fietspad langs de Amsterdamsestraatweg van mijn huis naar de zendo zie ik als mijn laboratorium. Ik observeer mijn geest in het fietsverkeer. Het is er druk, fietsers bellen, slaan opeens links of rechts af, stoppen, rijden tegen het verkeer in. Pfffffff! Vaak denk ik: de mensen letten niet op, het zijn sukkels. Maar als ik even reflecteer – 3-2-1 – realiseer ik me dat
ik niet oplet. Bijna altijd als ik word afgesneden en geïrriteerd wil reageren op iemand, realiseer ik me dat ik met mijn gedachten elders was. Als ik er met mijn aandacht bij ben, gebeuren er veel minder onverwachte dingen. Dat reflecteren is niet gemakkelijk. Het vergt lef en kost moeite om bij jezelf naar binnen te kijken.
Het idee ‘ik ben
zeker niet zus of zo’, is een wegwijzer naar binnen. Probeer er lol in te krijgen het ‘zus of zo’ in jouw zelf te vinden. Het is er! Het is gemakkelijker om te denken dat anderen niet opletten, maar ik heb er meer aan als ik onoplettendheid in mijn zelf zie. Dat geeft me de ingang om weer te ontspannen.
We zijn altijd verbonden, als ik iets van een ander zie, zie ik in feite mijn zelf in de relatie met de ander. We zijn geneigd te denken dat wat ik van de ander zie, ook daadwerkelijk, de ander
is. Maar als ik de
relatie zie, zie ik ook mijn zelf. Als ik geen afzonderlijke delen, maar de
relatie zie, ontstaat er ruimte om te veranderen, om te leren. Dat begint bij de ruimte vinden om te zien wat er nu is, mij af te vragen wat ik voel, wat ik doe en te reflecteren op mijn aandeel, mijn verlangen en mijn verwachtingen.
We zijn alleen maar relaties. Zelfs als een ander afhoudt, is er een relatie. Misschien niet de relatie die jij wilt of fijn vindt, maar erken het als een relatie. Er is
altijd een relatie, in dit geval wordt die dus gedefinieerd door afhouden. We hebben niet het vermogen om te bepalen wat het resultaat is van onze handelingen. We hebben wel het vermogen om te reflecteren op onze intentie met en onze bijdrage aan de relatie.
We zijn tijdswezens en hebben verhalen nodig om ons zelf te leren kennen. Verhalen zijn een bron voor de delen van mijn zelf die ik nog niet ken. We hebben de ander juist als
ander nodig om meer inzicht in ons zelf te krijgen. Jouw zelfbeeld is een momentopname. Het niet laten ‘stollen’, het niet vast willen houden aan het beeld dat je hebt van jezelf, is een van de belangrijkste voorwaarden voor de groei van je autonomie.
Juist waar het botst, daar valt iets te leren. Zo kun je door gebruik te maken van de 3-2-1-methode brandstof voor groei vinden.
Er is een voortdurende spanning tussen de vraag: waar eindig ik, waar begint het andere? Blijf open, blijf nieuwsgierig naar dat wat je nog niet kent. Juist in dat ontdekken ontstaat leven. In mij. In de ander. Daar ontstaat onze autonomie en verbondenheid.