Column
Illusie
Als klein meisje bestond er voor mij geen verschil tussen illusie en werkelijkheid.
Ik wist zeker dat de tandenfee een muntje onder mijn kussen toverde en dat er monsters onder mijn bed woonden. Ook geloofde ik dat wanneer ik een leugen vertelde, er een kruisje op mijn voorhoofd verscheen en dat er iedere avond vlak voordat ik in slaap viel kaboutertjes in mijn oren liepen.
Die heerlijk onschuldige illusies uit mijn kinderjaren hadden vaak een gunstig effect of waren makkelijk te verjagen. Het wisselen van tanden leverde geld op, de monsters onder mijn bed gingen weg als ik een liedje zong en het kruisje op mijn voorhoofd verdween zodra ik de waarheid zei.
Inmiddels besef ik steeds meer dat grotere illusies hun plaats hebben ingenomen, die veel minder onschuldig zijn en veel moeilijker zijn op te lossen. Heel stiekem zijn die mijn volwassen leven binnengedrongen en vaak zonder dat ik het in de gaten heb, beïnvloeden ze mijn gedrag. Net op kritische momenten geven ze me een duwtje de verkeerde kant op.
In mijn geval is ooit de illusie binnengeslopen dat ik de pijn uit mijn jeugd inmiddels wel verwerkt heb. Elke keer als ik in een situatie kom die deze pijn oproept, vertroebelt deze illusie mijn blik, waardoor ik op dat moment niet in staat ben de situatie los te zien van de pijnlijke ervaringen uit mijn jeugd. En voor ik het weet, zijn al mijn overlevingsstrategieën van vroeger weer aan het werk.
Mediteren helpt mij geleidelijk deze ingewikkelde mechanismen beter te doorzien. Ik krijg steeds meer zicht op de invloed die mijn illusies uitoefenen. Ik zie allengs beter in hoe ze door de jaren heen op de achtergrond mijn gedachtes en mijn gedrag hebben gekleurd. Een voor een lijken ze nu langzaam aan kracht te verliezen. Het verschil tussen illusie en werkelijkheid wordt steeds duidelijker. En dat voelt goed. Hoewel ik soms met weemoed terugdenk aan die onschuldige illusies uit de kinderjaren.
Als mijn dochter vraagt of ik nog een verhaaltje wil vertellen van toen ik zelf een klein meisje was, vertel ik haar dus graag over de monsters onder mijn bed en de kabouters in mijn oren. Hoe ik mijn knuffels en mijn hoofd altijd diep onder het dekbed wegstopte zodat de monsters ons niet konden zien. En hoe ik opgekruld onder het dekbed luisterde naar het geruststellende, ritmische geluid van de rondwandelende kabouters. En het maakt voor haar niet uit wanneer ik erbij vertel dat ik al die tijd naar mijn eigen hartslag heb liggen luisteren. Met glunderende oogjes en een lach van oor tot oor vraagt ze me: mama, hoor je de kabouters nog steeds? Ja lieverd, zeg ik dan, het zijn nog steeds mijn beste vriendjes.
Marleen Noordergraaf