Geforceerd proberen niet te proberen
Chris Weeda, Zen.nl Nijmegen
Het felle licht van mijn mobiele telefoon schijnt in mijn halfgesloten ogen: 02:35. Over tweeënhalf uur gaat mijn wekker, moet ik gaan douchen, me aankleden en klaar staan om in een tuk-tuk naar Angkor Wat gereden te worden, om daar het kleurrijke schouwspel van de opgaande zon boven de eeuwenoude tempel te kunnen aanschouwen. Hoogstwaarschijnlijk is dit de enige kans die ik in mijn leven zal krijgen om deze specifieke ervaring op te doen, aangezien het niet aannemelijk is dat ik nogmaals naar Cambodja zal gaan op vakantie, laat staan rond een dergelijk tijdstip zal opstaan. Mijn natuurlijke bioritme staat namelijk niet bijzonder veel gedachten of activiteiten toe vóór een uur of twaalf en zonder dat ik ruime hoeveelheden koffie heb gedronken.
Ondanks, of vermoedelijk juist door, het eenmalige karakter van deze mogelijkheid, lig ik al uren wakker. Het plafond staart ondertussen terug, de zachte zoem van de airconditioning is onontkoombaar geworden en YouTube, Facebook en een boek bieden geen soelaas. Slapen gaat niet meer lukken. Daardoor zal ik morgen niet optimaal kunnen genieten van deze unieke combinatie van cultuurhistorie en natuurschoon. Gefrustreerd draai ik voor de 571e keer van mijn ene zij op mijn andere, terwijl mijn wiebelende benen niet stil kunnen liggen en zich voortdurend aanspannen. Een fysieke uiting van een innerlijk gevecht dat ik maar niet buiten mijzelf kan plaatsen en onafhankelijk van mijn zijn kan laten beslechten door eender welke winnaar: slapen of waken.
Het loslaten lukt niet. Blijkbaar is mijn anticipatie voor de komende dag te groot, ongeacht mijn eigen overtuiging dat ik niet gemakkelijk te beïnvloeden ben door gebeurtenissen om mij heen en beschik over voldoende zelfkennis om mijn emoties in het moment te kunnen aanschouwen, rationaliseren, waarderen en weer terugleggen. De frustratie bouwt op, samen met de vele vruchteloze pogingen mijn hoofd leeg te maken of mijn aandacht naar andere zaken te leiden. De zachte hand van ongedwongen berusting in het moment is niet opgewassen tegen de spanning die in mijn hele lijf voelbaar is en alleen maar toeneemt.
Zo herken ik mezelf niet; er zijn weinig situaties waarin het beeld van mijzelf als neutrale toeschouwer, zittend in een tuinstoel midden op een rotonde vol voorbijrazende gedachtes en twijfels die mij niet definiëren, geen enkel effect heeft.
Plots realiseer ik me dat dit precies het moment is waar meditatie mij tegen zou moeten wapenen. Juist nu zou ik mentale veerkracht moeten opbouwen om de strijd met mijn instincten en de ijsberg aan emoties en gedachtes te kunnen aangaan, maar het voelt oncomfortabel, en ik zou nog liever gaan rennen in de klamme tropische buitenlucht dan proberen mijn focus te dwingen op een enkel leeg punt in mijn bewustzijn. Met gesloten ogen (ketter!) adem ik diep in en uit, en tel. Eén. Eén. Eén. Eén. Eén. Eén. Twee. De afleiding die deze kleine overwinning teweegbrengt zet mij weer op één. Maar ik hou vol, terwijl mijn benen onrustiger zijn dan ooit en mijn gedachten als gekooide beesten uitschreeuwen hoe mijn komende dag verpest zal worden.