Ik ben een vreemde Lus
Carel van der Poel. In het recent in Zen.nl genoemde boek van Arie Bos ( “Mijn Brein denkt niet, ik wel”) wordt de (geruststellende) propositie gedaan dat het bewustzijn zich BUITEN mijn brein bevindt. De argumentatie is onder andere gebaseerd op de notie dat binnen mijn brein geen duidelijke plek aanwijsbaar lijkt te zijn waar het "bewustzijn" dan wel zou zitten.
Ik suggereer om het boek "Ik ben een vreemde lus" van de auteur Douglas Hofstadter eens als vergelijkingsmateriaal te bestuderen.
Hofstadter is van origine een wiskundige en probeert met zijn publicaties (boeken als Gödel, Escher, Bach; The Minds I; Metamagical Themes, Surfaces and Essences) zijn ideeën op begrijpelijke wijze aan niet-experts over te brengen. Hofstadter blijkt het met Arie Bos eens te zijn dat in ons brein niet EEN duidelijke plek is aan te wijzen waar het bewustzijn zich bevindt. Maar in tegenstelling tot Arie Bos stelt hij dat het bewustzijn, dus het IK, wel degelijk door en in ons brein wordt gefabriceerd, of zelfs ‘gehallucineerd’. Mij lijkt dit een idee dat nader aandacht verdient, daarom geef ik een hele korte samenvatting van het boek, met de aanbeveling het vooral ook zelf te lezen.
‘De “gedachtewereld” is de continue “ziedende” zee aan symbolen die door elke aanleiding uit ons geheugen worden opgeroepen en herschikt en aangepast. ’
Hofstadter beschrijft in zijn boek hoe het brein de waarneembare buitenwereld in kaart brengt via het opbouwen van een stelsel van "symbolen & patronen" die zijn vastgelegd in netwerken van neuronen. Zij representeren in het brein de buitenwereld en maken deze herkenbaar en hanteerbaar. Na als een onbeschreven blad geboren te worden, ontwikkelt een mens zich, via de eerste "basis"-symbolen/waarnemingen, zoals "honger/dorst/eten", "warm/koud/pijn", "genot”, “gevaar", "moeder" et cetera. al snel naar een alsmaar groeiende, onbegrensde, vertakte en ook onderling verbonden symbolenwereld. Die symbolen liggen verspreid in ons brein, waarin zich maar liefst 80 miljard neuronen bevinden met elk ongeveer 7000 (her)programmeerbare verbindingen. Er is dan ook voldoende ruimte in ons brein. In de evolutie zijn wij “gezegend” met het vermogen om onbeperkt onze symbolenwereld uit te breiden. Zo ontstaat een groeiende en dynamische, zich voortdurend aanpassende representatie van zowel de buiten- als binnenwereld. Zo ontstaan niet alleen symbolen voor Anderen, maar ontstaat er al spiegelend ook een symbool voor het “Ik”. Dat symbool wordt logischerwijs het vaakst aangeroepen, bekrachtigd en verrijkt. Vanzelf volgt dat dit Ik-symbool ook naar ZICHZELF kan wijzen en ‘vreemde’ vragen kan stellen, zoals “wie ben Ik?”. Dit is wat de auteur noemt een “Vreemde Lus” ( een begrip dat ook in de wiskunde bestaat, en noodzakelijk is om complexe wiskundige systemen te begrijpen). Onze “gedachtewereld” is een continue “ziedende” zee aan symbolen die door elke aanleiding uit ons geheugen worden opgeroepen, zich herschikken en zich aanpassen.
Het Ik-symbool (= bewustzijn) is niet op één plek in ons brein te lokaliseren, want het is verspreid over alle ontstane verbindingen die voor elk persoon weer uniek zijn. Het symbool voelt als “Ik”, maar is uiteraard een door het brein gefabriceerde (en een wel erg handige ) illusie (of, zo je wilt: een mysterie). Vanuit dit beeld zijn er in het boek nog een aantal interessante afgeleide stellingen te vinden, zoals:
• Het “Ik=bewustzijn” groeit met de leeftijd, morgen is mijn Ik dus anders dan vandaag. Wanneer ons netwerk niet langer optimaal functioneert, bijvoorbeeld op latere leeftijd, kan dit ik-bewustzijn langzaam verdwijnen. Bij overlijden verdwijnt het uiteraard helemaal, samen met het brein waar het zich in bevindt.
• Het ’uitzetten’ van het bewuste Ik is volgens de auteur per definitie niet mogelijk.
• Dit “Ik”, draait op het neuronen-netwerk (“wetware” ) van ons brein. Maar het is heel goed denkbaar dat het in de toekomst ook in andere “hardware” kan worden geïmplementeerd.
• Andere personen/ideeën zitten als symbolen/patronen ook in mijn brein. De “ik” symbolen van anderen die deel uitmaken van mijn leven bevinden zich in mijn brein als een soort “lage resolutie”-kopie van de originelen. Hoe dichter de persoon bij mij staat, hoe hoger de resolutie. Je verplaatsen in zo’n Ik (de Ander) leidt onder meer tot een empathisch vermogen.
• Vice versa: ook mijn “Ik” en mijn ideeën zitten als symbolen in de Ikken van mijn kennissenkring en op grotere schaal, in de wereld om me heen. Horatius (65 v Chr.) zei al: “Non Omnis Moriar” oftewel “Ik zal niet geheel sterven”. Een mooie gedachte.